Een bakkie soep met Bram
Een bakje soep met….
In deze serie maak je kennis met de mensen achter De Haagse Soepbus. De vrijwilligers, de leveranciers en de vertegenwoordigers van organisaties waar we mee samenwerken. Deze keer gaan we aan de soep met de man die ervoor zorgde dat De Haagse Soepbus een zelfstandige organisatie werd, en daarmee ónze Soepbus zoals we die nu kennen, de voormalig directeur/bestuurder van (toen nog) de Kessler Stichting, Bram Schinkelshoek.
Hoi Bram! Wat is je favoriete soep?
“Zo, daar overval je me een beetje. Ik ben namelijk dol op soep en er zijn natuurlijk heel veel soepen. Die liefde heb ik al van huis uit meegekregen, mijn moeder maakte namelijk geweldig soep. Altijd varianten op het degelijke thema van groentesoep met vlees, als ze kippensoep maakte dan was dat al een exotisch uitstapje, maar ook die was heerlijk. En in de winter maakte ze gevulde bruine bonensoep. Dan moest ik echt op tijd thuis zijn anders had mijn broer die al in bakjes mee naar zijn eigen huis genomen. Zo lekker! Later ging ik steeds minder vlees eten, maar ook steeds meer variatie in soep ontdekken. Gister had ik trouwens nog een heerlijk kreeftensoepje voor de lunch, maar dat terzijde. Wat ik een heel mooi ding van soep vind is dat je het echt in elke cultuur tegenkomt en iedereen wel een traditionele soep heeft die je je hele leven lang bij blijft. Het is ook een ideale manier om het ijs te breken in een gesprek! Als je iemand vraagt welke soep hij of zij vroeger thuis at dan verschijnt er bijna altijd een glimlach op iemands gezicht en heb je meteen een goed gespreksonderwerp. Goed spul hè, soep?”
Geweldig spul! Maar ik heb nog steeds geen antwoord op mijn vraag…
“Oh wacht, verhip je hebt gelijk! Mijn favoriete soep, zeker in de herfst is Ash soep. Je spreekt het uit als aasj en het is een gerecht uit de Perzische keuken, dat je ook veel in de landen rondom Iran tegenkomt. Het zit boordevol graansoorten, groenten, kruiden en peulvruchten en vooral de variant met linzen vind ik heerlijk. Het is een dikke crème-achtige soep die soms wordt aangevuld met kashk, een droge zure yoghurt. Echt heerlijk!”
“Lijkt me een beetje bewerkelijk voor de Soepbus, maar het is wel heel leuk om eens een ander antwoord dan snert of tomaten/groentensoep te krijgen. Hoe ben jij eigenlijk met de Soepbus in aanraking gekomen?”
“Dat was in 2004 toen ik bij de Kessler Stichting begon te werken. Als directeur was ik verantwoordelijk voor alle activiteiten van de stichting en daar was de Haagse Soepbus er een van. Merkwaardig genoeg had ik er nog nooit van gehoord, maar daar was nu dus snel verandering in gekomen. Binnen Kessler wat het destijds, mild uitgedrukt, een beetje een vrijgevochten boel. Het was wat onduidelijk omdat clienten en medewerkers door elkaar werden ingezet en het voor mij niet altijd duidelijk met wie ik nu te maken had. Binnen dat regime ging ook de Soepbus zijn geheel eigen vrolijke gang. In principe werd de Soepbus bemenst door twee fulltime medewerkers die de hele nacht door de stad reed en daklozen wakker maakte om een kop soep te drinken. In de praktijk werd de bus ook wel eens ingezet voor verhuizingen, of andere zaken waar die niet persé voor bedoeld was.
Daar zou Huco niet vrolijk van worden..
“Haha, nee wat dat betreft is er veel ten goede veranderd. En dat zijn we destijds beetje bij beetje gaan bewerkstelligen. Er moest ook bezuinigd geworden dus van twee beroepskrachten ging het naar een vaste kracht en een wisselende vrijwilliger, dat konden we samen met de Stichting Barka doen. Ook wilde ik af van het ’s nachts door de stad heen rijden, ik vond het namelijk niet kunnen om mensen wakker te maken voor een bakje soep. Lig je net eindelijk rustig te slapen, word je weer gestoord. Ik vond het logischer en menselijker om eten uit te delen tijdens etenstijd en in het daglicht, niet ’s nachts verstopt voor de samenleving. Dus ging de Soepbus tussen 18 en 20 uur op twee vaste standplaatsen staan, bij de Grote Kerk en op de Koekamp.”
En toen liep alles op rolletjes?
“Nou, het rolde, zo nu en dan. De Soepbus heeft vanaf haar begin in 1987 een bewogen geschiedenis gehad en dat was in mijn tijd niet anders. Zo is de bus een keer uitgebrand, kwamen er klachten van boze bewoners bij de Grote Kerk en was er opeens een wethouder die in al zijn wijsheid besloot om de volledige subsidie in een keer stop te zetten. Zijn argument was dat ‘die mensen’ toch illegaal in Nederland waren en dus geen recht op wat voor hulp dan ook hadden. Dat leverde een collectieve golf van verontwaardiging op en heel veel publiciteit maar ondertussen zaten we wel zonder geld. Echt ‘out of the blue’ kwam er toen een weldoener. Ik stond me thuis ’s ochtends te scheren toen ik opeens een telefoontje kreeg van iemand die zei dat hij met zijn bedrijf de kosten van de Soepbus een jaar lang voor zijn rekening zou nemen. Ik was flabbergasted! Het is ook volkomen terecht om Ben Hoefnagels en zijn bedrijf CityGis hier te noemen want zonder hun had de Soepbus nu niet meer bestaan. Zij werden de eerste sponsor met hun logo op de bus!”
En toen dacht jij, ik moest hier maar eens vanaf komen?
“Nee joh, dat kwam veel later pas. Tijdens dat overbruggingsjaar vonden we meer sponsors, draaide, door de publieke druk, ook de gemeente weer bij en werd de Soepbus opeens ‘everybody’s darling’. Het werd echt een bekende oranje verschijning in de stad. Die kleur is overigens heel bewust gekozen want oranje is de kleur van de hoop. De Soepbus, en ook dat mag wel eens gezegd worden, is veel meer dan soep en broodjes uitdelen. Het is een baken van hoop dat kwetsbare mensen het idee geeft dat ze gezien en gehoord worden. En door haar opvallende verschijning is het ook weer een zichtbaar bewijs voor andere mensen dat er weldegelijk wordt omgekeken naar mensen die dat nodig hebben. Dat we als samenleving, ondanks al het gedoe dat soms en ook weer nu, we toch bereid zijn om naar anderen om te kijken. Wat dat betreft vind ik het ook echt geweldig dat de Soepbus nu allerlei samenwerkingen heeft met bijvoorbeeld het Rode Kruis, de Dokters van de Wereld, het Straatpastoraat en noem maar op. Het is ook wat dat betreft veel meer geworden dan alleen soep en brood uitdelen. Ik had het zelf niet mooier kunnen bedenken.”
Maar toch wilde je dat de Soepbus loskwam van de Kessler Stichting.
“Dat klopt, ik zei al dat de Soepbus een hele bekende verschijning was geworden en op een gegeven moment, dat hebben we ook gemeten, dacht heel Den Haag dat de Kessler Stichting van de Soepbus was, in plaats van andersom. De Soepbus was 90% van onze naamsbekendheid, maar nog geen 5% van onze activiteiten. Die beeldvorming weer omdraaien was praktisch onmogelijk. Daarnaast, en die reden was zo mogelijk nog belangrijker, daklozen mensen zijn niet ‘van een organisatie’ als ze al ‘van iemand zijn’ dan van ons allemaal, van de hele stad en daarom had ik ook het idee dat een zelfstandige Soepbus uit zou kunnen groeien tot een organisatie die op eigen benen veel sterker zou staan dan binnen het portfolio van Kessler ooit mogelijk zou zijn. Zeg eens eerlijk, heb ik gelijk gekregen?”
Je hebt helemaal gelijk gekregen. We realiseren ook dat we zijn waar we nu zijn dankzij al die geweldige mensen die zich sinds 1987 hebben ingezet voor de Haagse Soepbus, wat dat betreft staan we op de schouders van reuzen. Dankjewel Bram! En dat is niet alleen voor dit gesprek.-.


